, [], Whether the judicial precepts were suitably framed as to the relations of one man with another?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Als [1]een ziel zal gezondigd hebben, door [2]afdwaling van [3]enige [4]geboden des HEEREN, [5]dat niet zou gedaan worden, en [tegen] een van die zal gedaan [6]hebben; 1. Dat is, een mens. Zie boven, hfdst.2 vs.1, en zo dikwijls in het volgende. 2. Dat is, door onwetendheid, wanneer iemand zich vergrijpt, niet wetende dat het zonde is wat hij doet, of door onvoorzichtigheid, haastigheid en onbedachtzaamheid in enige zonde valt, hetwelk hij na den daad eerst begint te bedenken. 3. Hebreeuws, van alle; dat is, van een, of enige van alle geboden Gods, gelijk in het einde van vs.2 verklaard wordt. 4. Te weten, waardoor iets verboden wordt. Alzo 1 Kron.2:43. En zo wordt gebieden voor verbieden, gebruikt; Deut.2:37, en Deut.4:23. 5. Alzo onder, vs.13,22. Zie Gen.20:9. 6. Versta hierbij, dat men dan de offeranden zal doen, die in het volgende bevolen worden.